Next It must be acknowledged that this is not an easy work to read. this is not because of stylistic problems, but is a result of the dense reasoning and detailed material. it may be expected that those seeking specific information, on legal or administrative history, colonial policy or specific regions, will primarily use the book for reference. in each case it will prove its worth. it must be regretted, however, that the scholarly apparatus is somewhat idiosyncratic. citations in footnotes use their own system of abbreviations, so the bibliography has to be consulted in order to clarify sources. the index, according to old but very unwelcome usage, is restricted to proper names, either the surnames of people or place names. there are no thematic references, which is particularly regrettable. it does not, however, negate in any way the ultimate value of the work. both the mr. karel bongenaar stichting and nwo should be thanked for making this book available. heather sutherland j. tollebeek, g. vanpaemel, k. wils, ed., degeneratie in belgië 1860-1940. een geschiedenis van ideeën en praktijken (symbolae facultatis litterarum lovaniensis. series b xxxii; leuven: universitaire pers leuven, 2003, 319 blz., b 36,50, isbn 90 5867 344 8). zelden zullen tropische insecten een hoofdrol toegeschreven krijgen in een belgische cultuurgeschiedenis. david van reybrouck is erin geslaagd malariamuggen, tseeseevliegen en termieten — evenals hun onderzoeker, emile hegh een overtuigende plaats te bezorgen in zijn bijdrage aan de bundel degeneratie in belgië 1860-1940 . ‘ insecten zijn een negentiende-eeuwse uitvinding ’ , begint van reybrouck zijn beschouwing. uiteraard bestonden zij al voor die tijd, en niet alleen in de fabels van la fontaine. maar als topos van zowel een wetenschappelijk als een breed maatschappelijk vertoog kwamen zij pas vanaf de negentiende eeuw in beeld. de auteur laat zien hoe insecten werden meegenomen als argument in uiteenlopende politieke, sociale en filosofische debatten. stonden zij aanvankelijk symbool voor positieve maatschappelijke waarden ( ‘ ijverig , nuttig en bezig ), in het begin van de twintigste eeuw zou dat in hun tegendeel verkeren. toen bleken zij verantwoordelijk voor schade aan de oogst (coloradokever) en ernstige ziekten (tropen). in plaats van een embleem voor vooruitgang werden zij gezien als een gevaar voor de mensheid dat bestreden moest worden om verval (degeneratie) te voorkomen. deze beschouwing over het spanningsveld tussen insecten als voorbeeld van vooruitgang en als mogelijke oorzaak van degeneratie krijgt een extra dimensie dankzij het verhaal over het verlammende dilemma waarvoor hegh zich geplaatst zag als belgisch ambtenaar van het ministerie der koloniën. terwijl hij uitgaande van een politiek van bestrijding was aangesteld om onderzoek te doen naar tropische insecten, ontwikkelde de amateur-entomoloog zich steeds meer tot liefhebber van zijn studieobject. voor die positieve benadering zou echter pas aan het einde van de twintigste eeuw weer ruimte komen. van reybrouck laat zien hoe een flexibel begrip als degeneratie als inspirerend uitgangspunt kan dienen om verrassende verbanden te leggen tussen diverse fenomenen